Duitse Mindestlohn wel of niet van toepassing op buitenlandse vervoerders? Het vervolg
Begin 2018 schreven wij over Duitse vonnissen waarin de Duitse wet op het minimumloon (Mindestlohngesetz, MiloG) van 1 januari 2015 op buitenlandse vervoerders niet van toepassing werd verklaard. Het onderwerp blijft actueel. Inmiddels zijn er verdere uitspraken die deze lijn volgen. Er zijn echter ook twee recente vonnissen uit januari 2019 van het Finanzgericht Berlin-Brandenburg die de MiLoG wél toepassen op buitenlandse vervoerders. Het is wachten op een uitspraak van de hoogste Duitse rechter. Of op een uitspraak van het Hof van Justitie.
Minimumloon niet van toepassing
In 2018 zijn er diverse Duitse uitspraken geweest, waarin de rechter oordeelde dat de MiloG inbreuk maakt op de Europese vrijheid van diensten, voor zover het van toepassing is op vervoerders uit andere EU-lidstaten. Niet alleen voor het transitverkeer door Duitsland, waarvoor de toepassing van de MiloG door de Duitse Verkeersminister nog altijd tot nader order is uitgesteld. Maar ook als het gaat om transporten van en naar Duitsland. En om het cabotage-verkeer, dus het laden van goederen in Duitsland om deze ook binnen Duitsland weer de lossen.
Bijvoorbeeld de uitspraak in kort geding van 7 november 2018 van het Hessische Finanzgericht in Kassel, waarin de Duitse douane van een Poolse vervoerder de afgifte vorderde van loonstroken e.d. om te controleren of de betreffende chauffeur die in Duitsland voor controle was aangehouden het Duitse minimumloon ontving. De rechter schortte deze controlemaatregelen in het kort geding op in verband met de aanzienlijke twijfels die er bestaan aan de toepasselijkheid van de MiloG op buitenlandse vervoerders (Besluit van 07.11.2018, Az.: 7 V 476/18).
Minimumloon wel van toepassing
Echter, er is ook Duitse rechtspraak waarin de MiloG naar de letter van de wet wordt toegepast en waar de rechters geen plaats zien voor een uitzondering voor internationale vervoerders.
In twee recente vonnissen van 16 januari 2019 wees het Finanzgericht Berlijn-Brandenburg de bezwaren van Poolse vervoerders tegen de toepassing van de MiloG af en bevestigde dat de Duitse douane wel degelijk vergaande bevoegdheden hebben om bij buitenlandse vervoerders de naleving van de MiloG te controleren. Ook als het gaat om buitenlandse chauffeurs die maar voor korte tijd in Duitsland rijden: zij dienen over de periode dat zij zich in Duitsland bevinden het Duitse minimumloon te krijgen.
Opvallend is dat hetzelfde Finanzgericht eerder op 7 februari 2018 in één van deze zaken in een kort geding had aangegeven dat de toepassing van de MiloG op buitenlandse transporteurs wegens mogelijke strijd met het Europese recht controversieel was. Het kwam toen tot het oordeel dat de douane voorlopig, zolang de hoofdzaak zou lopen, geen gebruik mocht maken van haar controlerechten op grond van de MiloG. In de hoofdzaak is nu echter anders beslist: de douane mag wel gegevens opvragen.
Eerder had ook het Finanzgericht Baden Württemberg met vonnis van 17 juli 2018 tussen de Duitse douane en een Slowaakse internationale vervoerder het MiLoG van toepassing verklaard.
Cassatie: einde aan de MiLoG roulette?
Zolang fundamentele vragen over de werkingssfeer van de MiloG in relatie tot de internationale vervoersbranche niet zijn opgehelderd, blijft de uitkomst van Duitse procedures op dit gebied op een soort Russische (of beter: Duitse) roulette lijken. Dat komt de rechtszekerheid uiteraard niet ten goede.
Toch lijkt er binnen enkele maanden enig licht in deze onwenselijke duisternis te komen. Tegen de uitspraak van het Finanzgericht Baden Württemberg 17 juli 2018 is namelijk cassatie ingesteld bij het Bundesfinanzhof, de hoogste rechter in Duitsland voor belasting- en douanezaken. Het is de eerste zaak waarin dit Hof de vraag naar de werkingssfeer van de MiloG op internationale vervoerders gaat beantwoorden.
We wachten dan ook in spanning af hoe dit gaat uitpakken. Lagere rechtbanken, waaronder in ieder geval het Finanzgericht in Hamburg in één van onze eigen lopende zaken, hebben in afwachting van het oordeel van het Bundesfinanzhof alle lopende MiloG zaken tussen de douane en buitenlandse vervoerders in overleg met partijen opgeschort.
Redding uit Brussel? Of eerder uit Luxemburg?
Het zou overigens best mogelijk kunnen zijn, dat een uitspraak van het Bundesfinanzhof voor de toekomst minder betekenis zal hebben dan we nu denken. Ten eerste staan vanuit Brussel, waar al een tijd wordt gesleuteld aan een ambitieuze Mobiliteitsstrategie, de nodige wijzigingen voor de vervoerssector op stapel. Op 4 december 2018 hebben de EU-transportministers in Brussel een akkoord bereikt over maatregelen in de wegvervoerssector die de arbeidsvoorwaarden voor vrachtwagenchauffeurs verbeteren en vervoerders meer vrijheid geven voor grensoverschrijdende diensten. Daarover moet nog in het Europese parlement worden besloten.
Ten tweede heeft de Nederlandse Hoge Raad in haar uitspraak van 23 november 2018 (Van den Bosch c.s.) aangekondigd het Europese Hof van Justitie in Luxemburg met zgn. prejudiciële vragen te zullen stellen naar de werkingssfeer van de detacheringsrichtlijn 96/71/EG op het internationale wegvervoer. Die richtlijn vormt nu nog in de ogen van de Duitse wetgever de grondslag voor de toepassing van de MiloG op buitenlandse vervoerders. De Hoge Raad gaat onder meer vragen of de richtlijn wel van toepassing is op een werknemer die als chauffeur werkzaam is in het internationaal wegvervoer en zijn arbeid dus in meer dan één lidstaat verricht. Het Hof van Justitie zal zich ook daarover moeten uitspreken of het relevant is hoe lang de chauffeur in het buitenland rijdt. De Luxemburgse uitspraak in de Nederlandse Van den Bosch zaak zal al met al ook relevant worden voor de toepassing van de Duitse MiloG op internationale vervoerders.
Mocht u vragen over dit onderwerp hebben, neemt u dan kontakt op met Marije van der Tol, advocaat en Rechtsanwältin bij HELEX Advocaten & Rechtsanwälte.
Een uitgebreid artikel over het Duitse minimumloon en buitenlandse vervoerders kunt u lezen in Weg en Wagen nr. 85/Oktober 2018.